PDF Opties

Bijlage I Kaders en uitgangspunten Kadernota

Algemene kaders en uitgangspunten

  • De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. De in 2019 afgesloten cao had een looptijd tot 1-1-2021. De nieuwe cao is eind januari 2022 afgesloten voor de periode 1-1-2021 tem 31-12-2022: een thuiswerkvergoeding, verlofsparen, verlofharmonisatie, betaald ouderschapsverlof, salarismaatregelen (loonsverhoging van 1,5% m.i.v. 01-12-2021 en 2,4% m.i.v. 01-04-2022 en een minimum salaris van € 14 per uur) en een eenmalige uitkering van € 1.200 bruto totaal in 2021 (inclusief coronavergoeding van € 300). De uitwerking van de cao inclusief de pensioen- en werkgeverspremies valt lager uit dan was begroot voor 2022. Oorzaak hiervoor is dat de eenmalige uitkering 2021 incidenteel is en niet structureel doorwerkt in de loonsom van 2022. Tegenover deze vrijval staat het begroten van de thuiswerkvergoeding en het hogere minimumloon. Deze onderdelen worden geactualiseerd in de voorbereiding van de begroting 2023-2026 en het te verwachten voordelige resultaat 2022 van deze actie zal bij de najaarsrapportage 2022 worden verwerkt in de bijgestelde begroting 2022. De loonkostenbegroting voor 2022 wordt conform cao geactualiseerd. De loonkostenbegroting 2023 wordt gebaseerd op 2022 + 3,6%. Dit betreft 3% indexering +0,6% omdat de loonsverhoging van 2,4% per 1-4-2022 is ingegaan hetgeen op jaarbasis voor 2022 1,8% is. Voor de jaren na 2023 wordt er vanuit gegaan dat de stijging opgevangen kan worden binnen de begrote 3% per jaar voor loonsverhogingen en (pensioen-) premies werkgevers.

  • De personeelsformatie is gebaseerd op het organogram per 1 april 2022, inclusief besluitvorming Kadernota 2023. De ambtelijke functies begroten we tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 10.

  • De domeinen geven per team aan hoe de personeelskosten moeten worden verdeeld over de programma's en beleidsvelden (procentuele verdeling), tenzij er sprake is van tijdschrijven. Een belangrijk onderscheid hierbij is de verdeling tussen overhead- en lijnfuncties. De overheadkosten worden uitgedrukt in een percentage van de loonsom van de lijnafdelingen. Dit percentage wordt gehanteerd bij de toerekening van overheadkosten aan investeringen, grondexploitaties en projecten (anterieure overeenkomsten) en kostendekkende lokale heffingen. Aan producten waar de buitendienst voornamelijk aan werkt (riool, afval) is de overheadopslag 54%. Voor de overige leges is de overheadopslag 68%. Dit percentage wordt herijkt bij de begroting 2023 (volgens de methode van de programmabegroting 2022).

  • Voor de subsidies houden we rekening met een jaarlijkse indexatieverhoging van 2,5%. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben, volgt er geen aanvullende compensatie. Met de instellingen is afgesproken dat voor het lopende jaar niet meer wordt gecompenseerd voor loonkostenstijgingen gekoppeld aan de ambtenaren cao. De jaarlijkse indexatieverhoging vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie.

  • De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,50%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. Reguliere stijgingen dienen binnen het betreffende programma/beleidsveld te worden opgevangen. In deze Kadernota is aanspraak gemaakt op deze collectieve stelpost voor de huidige stijgingen van de kosten. Voor de begroting 2023 dient nog een berekening te worden gemaakt voor de prijsstijgingen op de kredieten vastgoed en openbare ruimte. Deze stijgingen kunnen niet uit deze stelpost worden gedekt. Daarnaast is de verwachting dat er ook nog compensatie komt uit de algemene uitkering in de meicirculaire 2022. Bij de uitwerking van de begroting 2023 zal deze deels worden geclaimd om de collectieve stelpost weer aan te vullen om de prijs- en loonstijgingen voor de komende jaren mee te dekken.

  • Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkendheid. Dit betekent enerzijds dat niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Het betekent anderzijds dat kostenstijgingen, bijvoorbeeld als gevolg van cao-ontwikkelingen, in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn onder meer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid, zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand.

  • De OZB, RZB en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, reclame- en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2023 bedraagt de indexering 6,40% (CPI januari 2022). In de meerjarenraming gaan we voor de jaren na 2023 uit van 1,50%. Dit passen we bij de volgende Kadernota aan op basis van de CPI van januari 2023. Door areaaluitbreiding (verbouw woningen en niet-woningen) verhogen wij jaarlijks de opbrengst OZB. Bij een algehele waardedaling c.q. waardestijging van de onroerende zaken verhogen dan wel verlagen wij het tarief van OZB, om de begrote opbrengst te realiseren.

  • Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt het renteomslagpercentage van 1% voor de Kadernota 2023-2026 niet verder verlaagd. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen. De renteomslag zal voor de begroting 2023-2026 worden berekend conform de bepalingen, zoals opgenomen in de Financiële verordening en de BBV notitie rente.

  • Voor de doorberekening van rente aan Bouwgronden in Exploitatie (BIE's) is de toegestane toe te rekenen rente gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille naar de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen berekend. Om te voorkomen dat de renteparameter jaarlijks fluctueert, kiezen we in de meerjarenprognose voor een stabiel rentepercentage van 1,00%.

  • De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we een afschrijvingstermijn conform de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 50.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, Werkom, Omgevingsdienst IJmond, het Waterlands Archief en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door de raad is vastgesteld. Mogelijke financiële effecten uit de zienswijze worden verwerkt via de begrotingsruimte.

  • Voor de post onvoorzien ramen wij conform de bestendinge gedragslijn een jaarlijks bedrag van € 50.000. Dit budget wordt alleen gebruikt om onvoorziene, onuitstelbare en onontkoombare uitgaven op te vangen. Als wij hier een beroep op moeten doen, dan informeren wij uw raad hierover bij de tussenrapportage en/of het jaarverslag.

Samenvatting uitgangspunten 2023-2026

Loonontwikkeling 2022

3,60%

Loonontwikkeling 2023-2026

3,00%

Prijs-/inflatieontwikkeling (nog herzien richting begroting 2023)

1,50%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2022

3,87%

Prijsindexatie jeugd/Wmo 2023-2026

2,00%

Omslagrente en rente voor grondexploitaties 2022-2026

1,00%

Subsidies gesubsidieerde instellingen 2022-2026

2,50%

Leges, afvalstoffen- en rioolheffing (100% kostendekkend)

n.t.b.

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2023 (CBS-CPI januari 2022)

6,40%

Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2024-2026

1,50%